invalideer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: invalideer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·va·li·deer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invalideren |
invalideer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invalideren
- Ik invalideer.
- gebiedende wijs van invalideren
- Invalideer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invalideren
- Invalideer je?