inundeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·un·deer

Werkwoord

vervoeging van
inunderen

inundeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inunderen
    • Ik inundeer. 
  2. gebiedende wijs van inunderen
    • Inundeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inunderen
    • Inundeer je?