interim
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·te·rim
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tussentijd’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'interim' (intussen, inmiddels) (met het voorvoegsel inter-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interim | interims |
verkleinwoord | interimmetje | interimmetjes |
Zelfstandig naamwoord
interim [3]
- m (beroep) tijdelijke werkkracht, interimaris
- o (in Nederland) tweemaal per jaar uitbetaalde ziektekostenuitkering voor ambtenaren
- o (in België, niet algemeen) tussentijds ambt, tijdelijke betrekking
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
stellend | |
---|---|
onverbogen | interim |
verbogen |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
interim
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord
Bijwoord
interim
Gangbaarheid
- Het woord interim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "interim" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "interim" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ interim op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel inter- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %