interessegebied
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·te·res·se·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van interesse en gebied
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interessegebied | interessegebieden |
verkleinwoord | interessegebiedje | interessegebiedjes |
Zelfstandig naamwoord
het interessegebied o
- (onderwijs) datgene waar je belangstelling voor hebt
- De hoogopgeleide man had veel interessegebieden, hij was dan ook geen specialist.
- Lexicografie was het interessegebied van de woordenboekmaker.
Gangbaarheid
- Het woord interessegebied staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.