insure
Uiterlijk
- Geluid: insure (VS) (hulp, bestand)
- Bekend sinds de 15e eeuw; van Middelengels insuren/ensuren, Oudfrans enseurer. Daarmee etymologisch hetzelfde woord als ensure.[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to insure |
he/she/it | insures |
verleden tijd | insured |
voltooid deelwoord |
insured |
onvoltooid deelwoord |
insuring |
gebiedende wijs | insure |
insure
- onovergankelijk, (juridisch), (handel) handelen in verzekeringen [1]
- overgankelijk, (juridisch), (financieel) verzekeren [2]
- overgankelijk (vnl. AE) de garantie geven, garanderen, verzekeren [1]