insteken
Uiterlijk
- in·ste·ken
- samenstelling van in en steken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
insteken |
stak in |
ingestoken |
klasse 4 | volledig |
insteken
- overgankelijk een scherp voorwerp inbrengen
- Als je de naald eenmaal ingestoken hebt, kun je de draad er gemakkelijk doorrijgen.
- absoluut ingebracht zitten
- Ik gaapte vol ongeloof naar de onderkant van mijn linkervoet, waar een hoop naalden instaken.
- Insteken, omslaan, doorhalen en af laten gaan.
De basishandelingen van het breien.
de insteken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord insteek
- Het woord insteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "insteken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 4 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Absoluut werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %