instaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·staat

Werkwoord

vervoeging van
instaan

instaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instaan
    • ... dat jij instaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instaan
    • ... dat hij instaat.