inspireer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·spi·reer

Werkwoord

vervoeging van
inspireren

inspireer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspireren
    • Ik inspireer. 
  2. gebiedende wijs van inspireren
    • Inspireer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspireren
    • Inspireer je?