insemineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·se·mi·neer

Werkwoord

vervoeging van
insemineren

insemineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insemineren
    • Ik insemineer. 
  2. gebiedende wijs van insemineren
    • Insemineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insemineren
    • Insemineer je?