inreisbeperking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·reis·be·per·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inreisbeperking inreisbeperkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inreisbeperkingv

  1. maatregel die de soort reizigers dat een land mag binnengaan beperkt
     "Voor alle niet essentiële reizen van personen vanuit overige derde landen naar Europa blijft de huidige inreisbeperking van kracht met als doel de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan."[1]
     Vrijdag bepaalde een rechter dat de inreisbeperking voor de VS direct moet worden opgeheven. Daarmee werd de maatregel van president Donald Trump teruggedraaid, die per decreet had vastgelegd dat mensen uit Irak, Iran, Jemen, Libië, Somalië, Soedan en Syrië niet meer het land in mochten, ongeacht een geldig visum.[2]
  2. maatregel die het aantal reizigers dat een land mag binnengaan beperkt

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Reizigers uit Marokko vanaf 13 augustus niet welkom in Nederland” (DI 11 AUGUSTUS 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Amerikaanse regering in beroep tegen rechterlijke uitspraak inreisverbod” (05-02-2017), Tubantia