innamen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·na·men
Werkwoord
vervoeging van |
---|
innemen |
innamen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van innemen
- ...dat wij innamen.
- ...dat jullie innamen.
- ...dat zij innamen.
- ...dat wij innamen.
Zelfstandig naamwoord
de innamen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord inname