inlicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·licht

Werkwoord

vervoeging van
inlichten

inlicht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlichten
    • ... dat ik inlicht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlichten
    • ... dat jij inlicht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlichten
    • ... dat hij inlicht.