inkwartieren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van inkwartieren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		inkwartieren			in te kwartieren
	toekomend		zullen inkwartieren in zullen kwartieren			te zullen inkwartieren in te zullen kwartieren
voltooid	tegenwoordig		hebben ingekwartierd			te hebben ingekwartierd
	toekomend		ingekwartierd zullen hebben			ingekwartierd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	inkwartierend		ingekwartierd			ev. kwartier in	mv. verouderd kwartiert in	kwartiere in (bijzin) inkwartiere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kwartier in	kwartiert in	kwartiert in	kwartiert in	kwartiert in	kwartieren in	kwartieren in	kwartieren in
verleden (o.v.t.)	kwartierde in	kwartierde in	kwartierde in	kwartierde in	kwartierde in	kwartierden in	kwartierden in	kwartierden in
toekomend (o.t.t.t.)	zal inkwartieren	zult/zal inkwartieren	zult/zal inkwartieren	zult inkwartieren	zal inkwartieren	zullen inkwartieren	zullen inkwartieren	zullen inkwartieren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inkwartieren	zou inkwartieren	zou(dt) inkwartieren	zoudt inkwartieren	zou inkwartieren	zouden inkwartieren	zouden inkwartieren	zouden inkwartieren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	inkwartier	inkwartiert	inkwartiert	inkwartiert	inkwartiert	inkwartieren	inkwartieren	inkwartieren
verleden (o.v.t.)	inkwartierde	inkwartierde	inkwartierde	inkwartierde	inkwartierde	inkwartierden	inkwartierden	inkwartierden
toekomend (o.t.t.t.)	zal inkwartieren in zal kwartieren	zult/zal inkwartieren in zult/zal kwartieren	zult/zal inkwartieren in zult/zal kwartieren	zult inkwartieren in zult kwartieren	zal inkwartieren in zal kwartieren	zullen inkwartieren in zullen kwartieren	zullen inkwartieren in zullen kwartieren	zullen inkwartieren in zullen kwartieren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inkwartieren in zou kwartieren	zou inkwartieren in zou kwartieren	zou(dt) inkwartieren in zou(dt) kwartieren	zoudt inkwartieren in zoudt kwartieren	zou inkwartieren in zou kwartieren	zouden inkwartieren in zouden kwartieren	zouden inkwartieren in zouden kwartieren	zouden inkwartieren in zouden kwartieren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ingekwartierd	hebt ingekwartierd	hebt/heeft ingekwartierd	hebt ingekwartierd	heeft ingekwartierd	hebben ingekwartierd	hebben ingekwartierd	hebben ingekwartierd
verleden (v.v.t.)	had ingekwartierd	had ingekwartierd	had ingekwartierd	hadt ingekwartierd	had ingekwartierd	hadden ingekwartierd	hadden ingekwartierd	hadden ingekwartierd
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingekwartierd hebben	zal/zult ingekwartierd hebben	zult/zal ingekwartierd hebben	zult ingekwartierd hebben	zal ingekwartierd hebben	zullen ingekwartierd hebben	zullen ingekwartierd hebben	zullen ingekwartierd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingekwartierd hebben	zou ingekwartierd hebben	zou/zoudt ingekwartierd hebben	zoudt ingekwartierd hebben	zou ingekwartierd hebben	zouden ingekwartierd hebben	zouden ingekwartierd hebben	zouden ingekwartierd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm ingekwartierd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt ingekwartierd				er is ingekwartierd
verleden	er werd ingekwartierd				er was ingekwartierd
toekomend	er zal ingekwartierd worden				er zal ingekwartierd zijn
voorwaardelijk	er zou ingekwartierd worden				er zou ingekwartierd zijn
lijdende vorm ingekwartierd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ingekwartierd worden			ingekwartierd te worden
	toekomend		ingekwartierd zullen worden			ingekwartierd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		ingekwartierd zijn			ingekwartierd te zijn
	toekomend		ingekwartierd zullen zijn			ingekwartierd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word ingekwartierd	wordt ingekwartierd	wordt ingekwartierd	wordt ingekwartierd	wordt ingekwartierd	worden ingekwartierd	worden ingekwartierd	worden ingekwartierd
verleden (o.v.t.)	werd ingekwartierd	werd ingekwartierd	werd ingekwartierd	werdt ingekwartierd	werd ingekwartierd	werden ingekwartierd	werden ingekwartierd	werden ingekwartierd
toekomend (o.t.t.t.)	zal ingekwartierd worden	zult ingekwartierd worden	zult ingekwartierd worden	zult ingekwartierd worden	zal ingekwartierd worden	zullen ingekwartierd worden	zullen ingekwartierd worden	zullen ingekwartierd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ingekwartierd worden	zou ingekwartierd worden	zou/zoudt ingekwartierd worden	zoudt ingekwartierd worden	zou ingekwartierd worden	zouden ingekwartierd worden	zouden ingekwartierd worden	zouden ingekwartierd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ingekwartierd	bent ingekwartierd	bent/is ingekwartierd	zijt ingekwartierd	is ingekwartierd	zijn ingekwartierd	zijn ingekwartierd	zijn ingekwartierd
verleden (v.v.t.)	was ingekwartierd	was ingekwartierd	was ingekwartierd	waart ingekwartierd	was ingekwartierd	waren ingekwartierd	waren ingekwartierd	waren ingekwartierd
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingekwartierd zijn	zult ingekwartierd zijn	zult ingekwartierd zijn	zult ingekwartierd zijn	zal ingekwartierd zijn	zullen ingekwartierd zijn	zullen ingekwartierd zijn	zullen ingekwartierd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingekwartierd zijn	zou ingekwartierd zijn	zou/zoudt ingekwartierd zijn	zoudt ingekwartierd zijn	zou ingekwartierd zijn	zouden ingekwartierd zijn	zouden ingekwartierd zijn	zouden ingekwartierd zijn