inkwartieren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kwar·tie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkwartieren
kwartierde in
ingekwartierd
zwak -d volledig

Werkwoord

inkwartieren

  1. overgankelijk iemand, gewoonlijk een soldaat, een tijdelijk verblijf toewijzen in andermans woning
    • De soldaten waren daar enige tijd ingekwartierd tot het bevel kwam om zich naar het front te begeven. 
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen