inkoude

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kou·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

inkoude

  1. verbogen vorm van de stellende trap van inkoud
    • Ze ontcijferden het plakbriefje, scharrelden verkleumd en nog wat onwennig met de koevoeten, het inkoude staal dat door de wanten heen bezeerde, plaatsten ze onder de wielen en otterden zuchtend: ‘Hiep! Hoi!.... Hiep! Hoi!’ [1]

Verwijzingen