inklimt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·klimt

Werkwoord

vervoeging van
inklimmen

inklimt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inklimmen
    • ... dat jij inklimt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inklimmen
    • ... dat hij inklimt.