inkeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van inkeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		inkeren			in te keren
	toekomend		zullen inkeren in zullen keren			te zullen inkeren in te zullen keren
voltooid	tegenwoordig		zijn ingekeerd			te zijn ingekeerd
	toekomend		ingekeerd zullen zijn			ingekeerd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	inkerend		ingekeerd			ev. keer in	mv. verouderd keert in	kere in (bijzin) inkere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	keer in	keert in	keert in	keert in	keert in	keren in	keren in	keren in
verleden (o.v.t.)	keerde in	keerde in	keerde in	keerde in	keerde in	keerden in	keerden in	keerden in
toekomend (o.t.t.t.)	zal inkeren	zult/zal inkeren	zult/zal inkeren	zult inkeren	zal inkeren	zullen inkeren	zullen inkeren	zullen inkeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inkeren	zou inkeren	zou(dt) inkeren	zoudt inkeren	zou inkeren	zouden inkeren	zouden inkeren	zouden inkeren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	inkeer	inkeert	inkeert	inkeert	inkeert	inkeren	inkeren	inkeren
verleden (o.v.t.)	inkeerde	inkeerde	inkeerde	inkeerde	inkeerde	inkeerden	inkeerden	inkeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal inkeren in zal keren	zult/zal inkeren in zult/zal keren	zult/zal inkeren in zult/zal keren	zult inkeren in zult keren	zal inkeren in zal keren	zullen inkeren in zullen keren	zullen inkeren in zullen keren	zullen inkeren in zullen keren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inkeren in zou keren	zou inkeren in zou keren	zou(dt) inkeren in zou(dt) keren	zoudt inkeren in zoudt keren	zou inkeren in zou keren	zouden inkeren in zouden keren	zouden inkeren in zouden keren	zouden inkeren in zouden keren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ingekeerd	bent ingekeerd	bent/is ingekeerd	zijt ingekeerd	is ingekeerd	zijn ingekeerd	zijn ingekeerd	zijn ingekeerd
verleden (v.v.t.)	was ingekeerd	was ingekeerd	was ingekeerd	waart ingekeerd	was ingekeerd	waren ingekeerd	waren ingekeerd	waren ingekeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingekeerd zijn	zal/zult ingekeerd zijn	zult/zal ingekeerd zijn	zult ingekeerd zijn	zal ingekeerd zijn	zullen ingekeerd zijn	zullen ingekeerd zijn	zullen ingekeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingekeerd zijn	zou ingekeerd zijn	zou/zoudt ingekeerd zijn	zoudt ingekeerd zijn	zou ingekeerd zijn	zouden ingekeerd zijn	zouden ingekeerd zijn	zouden ingekeerd zijn