injecteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: injecteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·jec·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
injecteren |
injecteerde
- enkelvoud verleden tijd van injecteren
- Ik injecteerde.
- Jij injecteerde.
- Hij, zij, het injecteerde.
- Ik injecteerde.