inhuurden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·huur·den

Werkwoord

vervoeging van
inhuren

inhuurden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inhuren
    • ...dat wij inhuurden. 
    • ...dat jullie inhuurden. 
    • ...dat zij inhuurden.