ingelovig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ge·lo·vig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ingelovig - -
verbogen ingelovige - -

Bijvoeglijk naamwoord

ingelovig

  1. diep overtuigd
    • En hoewel hij in een aantal magnifieke monologen zijn God pleegt te kapittelen over Diens vaak onbegrijpelijke besluiten, blijft hij een ingelovig mens die zich niet verzet maar aanvaardt. [1]
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingelovig.

Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen