informaticus
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·for·ma·ti·cus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informaticus | informatici |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
informaticus m
- (beroep) beoefenaar van de informatica
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. beoefenaar van de informatica
Gangbaarheid
- Het woord informaticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'informaticus' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.