inentten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ent·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inenten |
inentten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inenten
- ...dat wij inentten.
- ...dat jullie inentten.
- ...dat zij inentten.
- ...dat wij inentten.
vervoeging van |
---|
inenten |
inentten