industrialiseren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
industrialiseren | industrialiserend |
industrialisatie | geïndustrialiseerd |
Uitspraak
Woordafbreking
- in·dus·tri·a·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse industrialiser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
industrialiseren |
industrialiseerde |
geïndustrialiseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
industrialiseren
- ergatief het veranderen van de economie door het vergroten van de nijverheid
- Nederland is pas vrij laat geïndustrialiseerd.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het veranderen van de economie door het vergroten van de nijverheid
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord industrialiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 16
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal