industrialiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dus·tri·a·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
industrialiseren

industrialiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van industrialiseren
    • Jij industrialiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van industrialiseren
    • Hij industrialiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van industrialiseren
    • Industrialiseert!