industrialiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·dus·tri·a·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
industrialiseren |
industrialiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van industrialiseren
- Ik industrialiseer.
- gebiedende wijs van industrialiseren
- Industrialiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van industrialiseren
- Industrialiseer je?