indroevig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·droe·vig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen indroevig
verbogen indroevige
partitief indroevigs

Bijvoeglijk naamwoord

indroevig

  1. buitengewoon triest
    • Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. [1]
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en indroevig.

Hyponiemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen