indommelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dom·melt

Werkwoord

vervoeging van
indommelen

indommelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indommelen
    • ... dat jij indommelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indommelen
    • ... dat hij indommelt.