indbyggers

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • ind·byg·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel ind-
Naar frequentie 135044

Zelfstandig naamwoord

indbyggers, g

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van innbygger