incongruent
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: incongruent (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪŋkɔŋɣrywɛnt/
Woordafbreking
- in·con·gru·ent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘niet overeenstemmend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- van het Latijn incongruens; op te vatten als afleiding van congruent met het ontkennend voorvoegsel in-[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | incongruent | incongruenter | incongruentst |
verbogen | incongruente | incongruentere | incongruentste |
partitief | incongruents | incongruenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
incongruent
- niet overeenstemmend
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord incongruent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "incongruent" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "incongruent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ incongruent op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Ontkennend voorvoegsel in- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %