inchecken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inchecken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɪntʃɛkə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɪntʃɛˌkə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɪntʃɛˌkə(n)/
Woordafbreking
- in·chec·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Engelse check in.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inchecken /ˈɪntʃɛˌkə(n)/ |
checkte in /ˌtʃɛktəˈʔɪn/ |
ingecheckt /ˈɪnɣəˌtʃɛkt/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
inchecken overgankelijk
- zich aanmelden aan een balie om een instapkaart te krijgen en eventueel bagage af te geven, voor vertrek met een vliegtuig of schip
- Bij lagekostenmaatschappijen kan men slechts weinig bagage inchecken tenzij men bijbetaalt.
- (informatica) zich aanmelden bij een informatiesysteem al dan niet met een speciale (OV-chip)-kaart
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zich aanmelden aan een balie om een instapkaart te krijgen en eventueel bagage af te geven.
Gangbaarheid
- Het woord inchecken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inchecken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %