inch
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Inch |
- inch
- van Engels inch, in de betekenis van ‘Engelse duim’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inch | inches |
verkleinwoord | - | - |
- (eenheid) Engelse duim, lengtemaat van 2,54 cm
- In de industrie en de bouw wordt de inch nog wel gebruikt (bijv. een 3-duims pijp of een 1-duims dikke plaat hout). Andere zaken waarvan de maat nog vaak in inch aangeduid wordt, zijn beeldschermen van computers
- Het woord inch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inch" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "inch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Eenheid in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %