incasseerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·cas·seer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen incasseerbaar incasseerbaarder incasseerbaarst
verbogen incasseerbare incasseerbaardere incasseerbaarste
partitief incasseerbaars incasseerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

incasseerbaar

  1. geïncasseerd kunnende worden, in ontvangst genomen kunnende worden
    • Soms is een cheque pas incasseerbaar nadat de kosten geregeld zijn. 
Schrijfwijzen
  • Oude schrijfwijze: inkasseerbaar (voor 1996; toegelaten spelling)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid