inbreng

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·breng
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inbreng inbrengen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inbrengm

  1. hetgeen wat ingebracht wordt
  2. hetgeen wat iemand naar voren brengt, vertelt
  3. (juridisch) waarde van hetgeen een toekomstige erfgenaam van een erflater als schenking heeft ontvangen en die hij in de nalatenschap moet terugbrengen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
inbrengen

inbreng

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbrengen
    • ... dat ik inbreng. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be