inbrekersrisico
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·bre·kers·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inbreker en risico met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbrekersrisico | inbrekersrisico's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het inbrekersrisico o
- het risico dat inbrekers lopen om gewond te raken of dood te gaan tijdens het inbreken als ze betrapt worden op heterdaad
- Het inbrekersrisico wordt gezien als beroepsrisico.
Gangbaarheid
- Het woord 'inbrekersrisico' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.