inbouwde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·bouw·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inbouwen |
inbouwde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inbouwen
- ... dat ik inbouwde.
- ... dat jij inbouwde.
- ... dat hij, zij, het inbouwde.
- ... dat ik inbouwde.