inbedden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·bed·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inbedden
bedde in
ingebed
zwak -d volledig

Werkwoord

inbedden

  1. overgankelijk een plaats geven als onderdeel
  2. overgankelijk een goed beklede plaats geven
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
inbedden

inbedden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inbedden
    • ...dat wij inbedden. 
    • ...dat jullie inbedden. 
    • ...dat zij inbedden. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be