impregneerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·preg·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
impregneren |
impregneerde
- enkelvoud verleden tijd van impregneren
- Ik impregneerde.
- Jij impregneerde.
- Hij, zij, het impregneerde.
- Ik impregneerde.
vervoeging van |
---|
impregneren |
impregneerde