implosie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·plo·sie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ontploffing naar binnen toe’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- Naamwoord van handeling van imploderen met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | implosie | implosies |
verkleinwoord | implosietje | implosietjes |
Zelfstandig naamwoord
de implosie v
- (natuurkunde), (techniek) een zeer snel ineenklappen van een holle ruimte door overdruk van buitenaf, doorgaans met een knal, maar in principe zonder vuurverschijnselen.
- Bij de oude vacuümgezogen televisiebuizen kwam een implosie wel eens voor.
- (bouwkunde), (techniek) het reduceren van oude gebouwen tot een puinhoop door het opblazen van de steunende constructie-onderdelen
- De implosie van de oude toren verliep volgens het boekje, geheel rechtstandig zakte hij in een stofwolk.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. zeer snel ineenklappen van een holle ruimte
Gangbaarheid
- Het woord implosie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "implosie" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "implosie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %