immunogeen
Uiterlijk
- Geluid: immunogeen (hulp, bestand)
- im·mu·no·geen
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | immunogeen | immunogenen |
| verkleinwoord |
het immunogeen o
- (medisch) antigeen dat een immuunreactie oproept
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | immunogeen | immunogener | immunogeenst |
| verbogen | immunogene | immunogenere | immunogeenste |
| partitief | immunogeens | immunogeners | - |
immunogeen
- (medisch) wat onvatbaarheid (afweer) veroorzaakt
1. wat onvatbaarheid (afweer) veroorzaakt
- Het woord immunogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.