immigratie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·mi·gra·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord immigratie immigraties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de immigratiev

  1. (demografie) het zich metterwoon vestigen van allochtonen in een land
    • Door verdere afname van de immigratie en een toename van de emigratie neemt de bevolkingsgroei sterk af. 
     En het werd niet veel geloofwaardiger van al het geklets over de 'massale immigratie' van joden die een einde aan de nationale Duitse identiteit dreigde te maken enzovoort.[1]
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be