immigranterne

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • im·mi·gran·ter·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel im-
Naar frequentie 88347

Zelfstandig naamwoord

immigranterne, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van immigrant