immatriculerend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·ma·tri·cu·le·rend
Werkwoord
vervoeging van: | immatriculeren |
verbogen vorm: | immatriculerende |
immatriculerend
vervoeging van: | immatriculeren |
verbogen vorm: | immatriculerende |
immatriculerend