illumineer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: illumineer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- il·lu·mi·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
illumineren |
illumineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van illumineren
- Ik illumineer.
- gebiedende wijs van illumineren
- Illumineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van illumineren
- Illumineer je?