ijzingwekkend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ij·zing·wek·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ijzingwekkend ijzingwekkender ijzingwekkendst
verbogen ijzingwekkende ijzingwekkendere ijzingwekkendste
partitief ijzingwekkends ijzingwekkenders -

Bijvoeglijk naamwoord

ijzingwekkend [1]

  1. angstaanjagend; waardoor je de koude rillingen over het lijf lopen
    • Rechts zag ik een desolate, verwaarloosde recreatieruimte met krakkemikkige banken, een tv en een bar. We liepen weer rechtdoor een andere hal in en ik schrok van de gevangenen die nu pal naast me achter traliewerk stonden. Hun gesis en gelach was ijzingwekkend! De gevangenen zaten onder de littekens op hun gezicht en armen. Het kwam zo intimiderend en angstaanjagend over dat ik achteruit deinsde.[2]  
  2. ongeëmotioneerd; heel rustig
    • Ze sliepen in Slowakije in een tentje toen er een zware onweersbui losbrak. De boel afbreken en een schuilplek zoeken, verordonneerde Lansdorp. Beekman raakte in paniek, hij bleef ijzingwekkend kalm. Vanwege zijn scoutingervaring, denkt ze. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder 2011 ISBN 978-90-484-9014-1 pagina 33
  3. Casteren, Joris van
    Mensen op Mars 2016 ISBN 9789044628722 pagina 178
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be