ijzel

Uit WikiWoordenboek
IJzel.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ij·zel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dunne ijskorst na neerslag’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
  • Afgeleid van ijs met het achtervoegsel -el.
enkelvoud meervoud
naamwoord ijzel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ijzelm

  1. (meteorologie) onderkoelde regen die in ijs overgaat eenmaal in aanraking met de grond
    • IJzel leidt vaak tot chaos en veel ellende op de weg. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen