ijstijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijstijd ijstijden
verkleinwoord ijstijdje ijstijdjes

Zelfstandig naamwoord

ijstijd m

  1. (glaciologie) een tijdperk waarin de gemiddelde temperatuur lager dan normaal is en uitgestrekte gebieden onder ijs bedolven zijn
    • De laatste ijstijd kwam zo'n twaalfduizend jaar geleden ten einde. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be