ijsstadion

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·sta·di·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsstadion ijsstadions
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ijsstadiono

  1. (sport) gebouw met een (kunst)ijsbaan en tribunes voor toeschouwers waar schaatswedstrijden gehouden kunnen worden
     Sinds Thialf in 1987 als eerste Nederlandse ijsbaan werd overdekt, is het ovaal in Heerenveen de onbetwiste schaatstempel van de wereld. Qua prestaties zijn de hooglandbanen van Salt Lake City en Calgary Thialf al lang voorbij, maar aan de sfeer kan geen ijsstadion tippen.[1]
     "Diezelfde Moetko is op 5 januari 2018 toeschouwer bij de EK afstanden in Kolomna. Alsof er niks aan de hand is. Nederlandse collega's zien hem een kleedkamer in verdwijnen. Het gonst door het ijsstadion: Moetko is hier. Ook op het middenterrein komt het bericht aan.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 januari 2023 Weblink bron “Directeur Thialf steekt hand in eigen boezem: ijs is niet altijd een tien” (Dinsdag 2 oktober 2018, 15:49), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 januari 2023 Weblink bron “'We laten alles vallen en vatten post voor een dichte kleedkamerdeur'” (Maandag 31 december 2018, 12:00), NOS