ijscrème

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·crè·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijscrème ijscrèmes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ijscrèmev / m

  1. (voeding) roomijs
    • Vooral op het toetje had de fruitbomenteler zich enorm verheugd. Toen dat eenmaal ter tafel kwam, lepelde hij in een ommezien een grand dessert weg dat bestond uit parfait van frambozen, zwarte bessen en passievruchten, Hollandse aardbeiden verscholen in amandelbiscuit en afgetopt met meringue met daarbij een coulis van aardbeien, en een crêpe gevuld met ananas-ijscrème vergezeld van geconfijte ananas en pinacolada-saus. Tot het laatste likje ginq alles op. [1] 
    • Mijn pièce de resistance was het dessert: profiteroles. Kleine soezen, zelf gevuld met ijscrème, bespoten met een toef slagroom (niet te veel suiker!), en overgoten met zelfgemaakte chocoladesaus. (Het geheim? Niet aanlengen met melk, maar met koffie.) [2] 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC Florine Boucher 14 juni 1997 KERSENPAP
  2. NRC Tom Lanoye 29 maart 2008 Omtrent Hugo
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be