ijsblauw

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

ijsblauw
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·blauw
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ijsblauw ijsblauwer ijsblauwst
verbogen ijsblauwe ijsblauwere ijsblauwste
partitief ijsblauws ijsblauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

ijsblauw

  1. een lichte kleur blauw
    • Het treinraam biedt een bijzondere manier van kijken. Eens ging de treinreis dwars door Siberië. Het was eind november, het vroor diep. Bij het instappen in Moskou bleek het raampje dichtgevroren met fraaie ijsbloemen. Op een klein loergat na. Op elk station krabden we zo veel we konden aan de buitenkant van het raam. Steeds verbreedde ons blikveld. We zagen eindeloze sneeuwvlakten, ijsblauw van de kou, en zwarte houten huisjes. [1] 
    • Veel is mogelijk, fietsen zijn er in ijsblauw of brandweerrood. Maar voor alle exemplaren geldt: alles is nieuw, behalve het frame. Dat is van degelijk staal, vertelt Matthijs Hooijsma (33), eigenaar van Cuma Bikes. De fietsenwinkel zit sinds kort gevestigd aan de Drienerstraat in de Hengelose binnenstad. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen