ijsballetje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [A]: ijs·bal·le·tje
  • [B]: ijs·bal·let·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het ijsballetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijsbal, kleine bal van ijs

Zelfstandig naamwoord

het ijsballetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijsballet, klein ballet op schaatsen